De fiets, de bus en de rolstoel - Reisverslag uit Moshi, Tanzania van Teuntje Glee - WaarBenJij.nu De fiets, de bus en de rolstoel - Reisverslag uit Moshi, Tanzania van Teuntje Glee - WaarBenJij.nu

De fiets, de bus en de rolstoel

Door: Teuntje

Blijf op de hoogte en volg Teuntje

22 Maart 2010 | Tanzania, Moshi

Een paar weken geleden had ik, na drie mislukte pogingen, eindelijk mijn eerste Swahili les gehad. In de schaduw op de oprit heeft Zaccharia Massawe, een wat oudere man die door zijn dwarslaesie in een rolstoel is beland 27 jaar geleden, ingewijd in de basisbeginselen van het Swahili. Thuis heeft iedereen mij verzekerd dat het een makkelijke taal is om te leren, maar na anderhalve week kan ik zelfs de meest basale zinnetjes nog niet fatsoenlijk mijn mond uit krijgen, hussel ik de begroetingen door elkaar en allemaal klanken waar ik geen wijs uit kan worden. Een les van driekwartier heeft een nieuwe wereld voor mij geopend. Een wereld die uitzicht biedt op communiceren met de mensen hier en een wereld die orde brengt in de chaos van klanken die het Swahili tot nu toe voor mij waren. Tegenwoordig heb ik elke week een of twee Swahili lessen, maar komt het er in de praktijk op neer dat ik nog steeds niet meer zeg dan ‘hallo’, ‘hoe gaat het’, ‘hoeveel kost het’ en ‘tot morgen’. Toch vind ik het heerlijk om op een schaduwplekje van de tuin ingewijd te worden in deze nieuwe taal.

Soms is het niet het eindpunt dat ertoe doet, maar de weg ernaar toe. Soms is het zelfs zo dat de weg alleen al de moeite loont. En moeite heeft het gekost. Na vierenhalf uur ploeteren en pauzeren, ploffen Goke en ik bezweet en smerig, maar voldaan, neer voor de lokale kroeg voor een glas huisgebrouwen bananenbier. De watervallen, waar de fietstocht om begonnen was, hebben we niet gevonden. Maar de rode, stijl oplopende weg, de groetende mensen, de kinderen die achter onze fietsen aan renden, snel hun broertjes of zusjes ophaalden of naar ons zwaaiden, de vrouwen met bladeren, bananen of gereedschap op hun hoofd en de bananenbomen, maakte dat het eindpunt niet meer uitmaakte. De enthousiaste begroetingen en verbaasde gezichten van de lokale bevolking wanneer ze horen dat we vanuit Moshi Town zijn komen fietsen, verraden dat weinig toeristen de inspannende manier kiezen voor een dagtripje en in plaats daarvan de weg omhoog scheuren met een taxi zonder enig contact met de mensen die hier wonen. Onze gastvrouw schenkt ons twee glazen bananenbier in, een drank die hier door iedereen uit een soort plastic litermaten wordt gedronken en enorm sterk is, en schenkt ons daarbij een avocado uit haar winkel, waar ze een paar vruchten verkoopt. Omdat het legendarische moment waarop wij bananenbier drinken natuurlijk vastgelegd moet worden, vragen we met handen en voeten aan de vrouw om van ons een foto te maken terwijl wij van ons bananenbier drinken. Na heel wat gegiechel en vragende gezichten, heeft ze de foto gemaakt. Het bier staat op de foto, maar wij maar voor de helft. ‘Asante’ bedankt ik haar. Deze foto zegt meer dan de foto die perfect volgens de gulden snede is gemaakt. Of het komt door de hoeveelheid bananenbier die ze zelf al heeft gedronken, of doordat ze nog nooit een foto heeft gemaakt: dat laat ik in het midden.

Als verslaafd theedrinkster, is een excursie om de productie van koffie te bekijken niet de meest voor de hand liggende. Omdat we toch ook niet wilden dat onze beklimming helemaal ‘voor niets’ was, hebben we ons aangesloten bij een excursie van een lokale koffieboer over de productie van koffie. Ik voel me een echte Wageninger als ik daar tussen de koffieplanten en bananenbomen sta en verhalen hoor over irrigatie, sharecropping en cashcrops terwijl de kippen een beetje rondscharrelen. Het kopje koffie dat onze excursie, waar we alle stadia van boon tot kopje koffie hebben gezien, opleverde, was niet zo smerig als ik me de koffie van thuis herinner. Met zulke koffie zou ik bijna een poging doen om het te leren drinken, ook al weet ik zeker dat liever theeleut blijf dan koffieleut wordt.

Tijdens de afdaling realiseer ik me pas hoeveel we ’s ochtends zijn geklommen. We slingeren weer tussen de bananenbomen door en passeren dorpjes die bijna geen dorpjes genoemd kunnen worden. Ik blijf me verbazen over het aantal mensen dat op straat loopt en rond hangt. Het licht van de ondergaande zon, valt op het pad en de bananenbomen. Het voelt goed om met een vaartje in de koele namiddaglucht naar beneden te roetsjen. Als we chips mayaj, oftewel omelet met patat, in het pikkedonker eten bij een stalletje aan de weg bij het ziekenhuis, weet ik dat ik weer terug ben in de ‘bewoonde’ wereld waar de zoveelste stroomstoring woedt.

Als we op zondagmiddag aan komen rijden, staat Peter ons op de weg al op te wachten in zijn rolstoel en zit zijn erf al vol mensen. Vandaag wordt zijn nieuwe huis, dat dankzij Zaccharia, mijn Swahili docent, Jossy, een Nederlandse die in Moshi aan haar promotieonderzoek werkt, en een Nederlandse donateur is gebouwd, officieel opgeleverd. Voor Nederlandse standaarden is het nieuwe huis, wat 2.500 euro heeft gekost, nogal ‘basic’. Het is een huis met twee kamers: een woonkamer en een slaapkamer. In het huis is er geen keuken of stromend water en de toilet, die eerder al is gebouwd voor Peter, is buitenshuis. Maar in vergelijking met het huis waar Peter eerder woonde, is dit de hemel. Zijn oude huis zal de grote regens die voor de deur staan waarschijnlijk niet overleven. De hele middag straalt Peter. Hij woont tussen de bananenbomen op de hellingen van de Kilimanjaro. Niet echt een ideale plaats om te wonen wanneer je in een rolstoel zit. ‘Peter gaat zelf in zijn rolstoel naar boven en naar beneden,’ vertelt Jossy en het verbaasd me dat de tengere man die ik in de rolstoel zie zitten, daar de kracht voor heeft. Waar ik het met de fiets al ploeteren vond, vind ik dezelfde tocht in een rolstoel helemaal onvoorstelbaar. Met het houden van kippen, waar Zaccharia en Jossy ook de eerste aanzet voor hebben gegeven nadat Peter het prijzengeld van de marathon mis was gelopen, verdient hij de kost. Na swingend gezang en een preek van de plaatselijke predikant waarvan ik alleen twee keer ‘Jezus Christus van Nazareth’ opgevangen heb, was het tijd voor de feestmaaltijd. Een maaltijd met rijst die misschien de beste maaltijd is die de mensen de komende week op hun bord hebben. Ik hoop dat Peter gelukkig kan worden in zijn nieuwe huis, dat het huis mag bijdragen aan zijn acceptatie door zijn aanstaande schoonfamilie en dat de mensen die er vandaag bij waren hem blijven steunen en er vandaag niet alleen waren om de feestmaaltijd te nuttigen.

Na vier weken in Moshi, vind ik het tijd worden om mijn horizon te verbreden en eens te bekijken wat een andere stad te bieden heeft. Mijn collega’s zijn helemaal weg van Arusha. Als ik ernaar vraag wat daar beter is dan in Moshi antwoordt de een ‘het klimaat, want het is er net wat minder warm’ en de ander ‘alles’. Ik besluit om zelf de proef op de som te nemen en stap op zaterdagochtend in de bus richting het westen. Met z’n zessen delen we vijf stoelen en ik kan je verzekeren dat ik weleens comfortabelere busritten mee heb gemaakt. Onderweg zie ik herders, vaak nog kinderen, die met een paar schamele geiten of koeien op zoek zijn naar de paar schaarse grassprieten in het verdorde land. Het is duidelijk dat de regens hier meer dan welkom zijn en het rood stijgt bijna naar mijn wangen als ik eraan denk aan de keren dat ik dacht, en denk, dat de regens van mij nog wel even uit mogen blijven. Wat zijn mijn natte voeten waard in vergelijking met gewassen, dieren en mensen die direct van die regens afhankelijk zijn?

Het is nog vroeg op de zondagochtend, als ik op weg ga naar Ngamatoni Market, de veemarkt ten noorden van Arusha waar masaai uit de wijde omtrek wekelijks samen komen. Ik ben van plan er een relaxte dag van te maken en er in mijn eentje op uit te trekken. Dit voornemen duurt slechts tot ik het busstation bereik, waar meerdere mannen, ik begrijp niet waarom het altijd de mannen zijn die met schilderijen, nootjes en safari’s lopen te leuren, maar dat terzijde, op mij af komen en ik dus niet ongezien een daladala richting de markt kan vinden. Weg rust. Weg plan om een dag alleen te zijn. Jammer. Maar ik had toen nog geen vermoeden hoe de dag zich voor mij zou ontvouwen. Voordeel van al die mannetjes die mij, en alle andere blanken, willen helpen, is dat ik nooit lang naar een taxi, bus of daladala hoef te zoeken. Voor een kleine vergoeding, hoe kan het ook anders, wil iedereen me wel even wijzen waar ik moet zijn. Maar voor vandaag zit ik dus, voor ik het goed en wel doorheb, opgescheept met een gids. Die mannetjes zijn zulke goede verkopers dat ik instem met dingen die ik helemaal niet van plan ben en eigenlijk helemaal niet wil. Ik wilde rustig in mijn eentje op stap gaan vandaag en nu moet ik met deze man op stap, die trouwens vanuit gaat dat ik hem meteen voor 100% vertrouw. Hij mag dan een, enorm versleten, bloesje van een zogenoemde ‘touroperator’ aan hebben, dat bewijst niet dat hij daar ook daadwerkelijk (nog) voor werkzaam is en aangezien hij het bewijs dat hij een officiële gids is ‘toevallig’ thuis heeft laten liggen, denk ik eerder dat hij dat uit zijn duim zuigt. Maar goed, ik heb zelf ‘ja’ gezegd en moet nu op de blaren zitten. Na wat gepikeerde opmerkingen over ‘gebrek aan vertrouwen’ en ‘ik wil meer geld, omdat je me verder laat lopen’ verloopt de ochtend verder zonder problemen. Omdat massaai uit de wijde omgeving naar de markt moeten komen, begint de markt pas rond het middaguur en hebben wij de tijd om een nabijgelegen krater te bezoeken. Als we uit de daladala stappen, voel ik hoe een koele wind door mijn haren waait en mijn kleren laat wapperen. Plotseling voel ik tranen achter mijn ogen prikken en mijn maag knijpt zich samen. Het is verwonderlijk wat een koele wind teweeg kan brengen. Het doet mij denken aan de ontelbare keren dat ik heb gezeild. Het doet me denken aan thuis: aan mijn ouders en mijn broertje, aan lange zondagen op het water en ik besef me hoezeer ik daar thuis hoor. Hoe hoger we klimmen, hoe harder de wind aan ons begint te rukken. De wind blaast de tranen uit onze ogen en lachend staan we even later op de rand van de krater. ‘Ik heb dit ook nog nooit eerder meegemaakt’ schreeuwt de gids in mijn richting, terwijl de wind zijn stem meeneemt en hij zijn best doet om niet weggeblazen te worden. Ver beneden ons ligt de krater waar struiken de bodem bedekken. Als ik de andere kant op kijk zie ik een groen en heuvelachtig landschap, waar Mount Meru parmantig bovenuit steekt. Twee jongens rennen over de rand van de krater achter een kleine kudde geiten aan. Als we weer naar beneden lopen stelt mijn gids mij één van zijn ‘standaard-gids-vragen’ en wil weten wat ik in Tanzania doe. ‘Vrijwilliger?’ stelt hij voor. ‘Nee, ik ben geen vrijwilliger’ hoor ik mezelf zeggen. Ik word een beetje moe dat iedereen dezelfde vragen stelt en ik steeds hetzelfde verhaaltje afdraai. ‘Ik doe onderzoek bij KCMC. Ken je dat? Ja? Mooi. Ik doe daar onderzoek naar HIV/AIDS’. Als ik had gedacht dat de kous daarmee af zou zijn, had ik dat verkeerd gedacht. ‘Ik ben heb ook HIV’ zegt hij daarentegen, en voor ik het weet heeft hij zijn blauwe kliniek kaart met twee afspraken uit zijn borstzakje gehaald. Plotseling heb ik kippenvel op mijn armen, en dat komt niet alleen door de koele wind. ‘Een paar jaar geleden is mijn vriendin dood gegaan aan AIDS en toen heb ik me laten testen’ vertelt hij. ‘Ik heb me toen wel laten testen, maar ik wilde de uitslag niet geloven’ bekent hij, ‘ik heb twee testen laten doen, maar nog kon ik het niet geloven. Pas toen ik een paar maanden geleden gewicht begon te verliezen ben ik terug gegaan naar de kliniek.’ Verbaasd over zijn openheid, wacht ik op wat hij verder nog los zal laten. ‘Er zijn zoveel mensen die HIV hebben. Ik vertel het nu iedereen die het wil weten. Het is gewoon zo, toch?’ vervolgt hij. ‘Wat mensen van mij vinden moeten zij maar weten. Ik moet mijn leven leven’. Toch is er iets wat hem dwarszit. ‘Kan ik wel trouwen?’ vraagt hij met een bezorgde blik op zijn gezicht. ‘Tuurlijk kun je trouwen’ antwoord ik, ‘trouwen heeft in eerste instantie niets met je HIV te maken’. ‘Maar er zijn mensen die zeggen dat je niet kunt trouwen,’ werpt hij tegen, ‘en dat je nooit kinderen kunt krijgen’. ‘Je kunt zeker trouwen en ook kinderen krijgen. Maar er is altijd een kleine kans dat je je vrouw of je kind ook besmet met HIV, ondanks dat er medicijnen zijn om dat te voorkomen.’ Ik durf me niet teveel uit te laten hierover en raad hem aan met zijn vragen naar de kliniek te gaan. ‘En dan nog iets’, zegt hij, ‘wat raad je me aan om te doen?’. ‘Er zijn natuurlijk veel dingen die je kunt doen’ en ik begin op te lepelen wat ik uit de boekjes weet, gezond leven, en waar mijn onderzoek over gaat, trouw je medicijnen innemen als het zover is dat je daarmee moet beginnen. Na vier weken heb ik nog steeds niet inhoudelijk met HIV patiënten gesproken over hun infectie, en nu zomaar, komt er iemand op mijn pad. En ik ben nieuwsgierig om uit te vinden of dit een ‘doorsnee’ HIV patiënt is of dat hij uitzonderlijk open is. Al pratend komen we aan bij de markt, die langzaam maar zeker drukker begint te worden. Gelukkig wil mijn gids terug naar Arusha om te kijken of er nog meer geld te verdienen is vandaag en kan ik in mijn eentje blijven om de markt te bekijken. En wat ik daar zie is bijzonder. Masaai, gekleed in roodgeruite kleden, met vuistgrote gaten in hun oren, op traditionele sandalen en behangen met sieraden van hele kleine kraaltjes, staan met een stok in de hand de wacht te houden bij hun kudde waar ik ook kijk. Kinderen schieten tussen de mensen en geiten door met gevlochten touwen, waarmee ze de dieren vastbinden. Iedereen loopt door elkaar en hoe de handel precies verloopt is voor mij als buitenstaander niet helemaal duidelijk, maar het lijkt alsof de masaai die dieren willen verkopen de wacht houden bij hun dieren in de hoop dat iemand interesse heeft en er onderhandeld kan worden. Ik kijk mijn ogen uit. Geiten die mekkerend voortgetrokken worden of juist met een snoekduik bij de kudde gehouden worden. Masaai die, hoe authentiek ze er ook uitzien, met een flesje bier in de hand staan te bellen. Het geitje in de kist achterop de fiets. Rond het stoffige veld, waar de wind vrij spel heeft, staan kleine houten hokjes waar vrouwen en wat oudere meisjes eten aan het koken zijn. Er wordt druk in potten geroerd, met onidentificeerbare gerechten. Ik waag me aan traditioneel Massaai eten. Iets wat lijkt en proeft naar geweekte maïs in melk. Bang dat mijn tere westerse maag een hele kop van deze substantie niet aan kan, houd ik het na een paar happen voor gezien, wat ik met mijn onbeholpen Swahili en mijn ‘teach yourself Swahili’ boek uit probeer te leggen. Als het stof me bijna net zo zwart heeft gemaakt als mijn medemens en de zon heeft kans gezien mij ongenadig in een kreeft te veranderen, vind ik het tijd om terug naar Arusha te gaan.

De buitenkant van het conferentiecentrum, verraadt niet wat zich binnen de deuren afspeelt. Waar buiten de kinderen spelen en de mensen naar hun werk gaan, gaan de mensen binnen terug in de tijd. Terug naar 1994, het jaar waarin de genocide in Rwanda plaatsvond. In Arusha is het International Criminal Tribunal for Rwanda gevestigd. Als ik daar op maandagochtend om half negen op de stoep sta, deelt de bewaker doodleuk mee dat ‘er misschien wel geen rechtzaak is vanochtend’. ‘Dan heb ik voor niets de nacht doorgebracht in Arusha’, schiet het door mijn hoofd, ‘en heb ik vanochtend voor niets vrij van mijn werk genomen’. Gelukkig biedt de beste man aan om even te informeren of dat daadwerkelijk het geval is. En, God zij dank, heeft hij ongelijk en loop ik even later de rechtzaal binnen. Daar, pontificaal in het midden, voor het grote logo van de VN, zitten twee rechters emotieloos voor zich uit te staren. De getuige zit met zijn rug naar de glazen wand toe, terwijl hij wordt ondervraagt door de advocaat van de verdachte die zelf in geen velden of wegen te bekennen is. Tegenwoordig woont de getuige, een hutu, in een vluchtelingenkamp in Kenia en werkt als chauffeur, maar in die tijd woonde hij in Rwanda en was predikte hij de Islam. Een enorme hoeveelheid vragen wordt op de getuige afgevuurd. Vragen die niet ter zake lijken te doen. Het gebeurde op de zevende april 1994. Wie heb je die dag gezien? Hoe laat was dat? In wat voor auto reed die persoon? Hoe oud waren die kinderen? Aan de lijst met vragen lijkt geen einde te komen en nog steeds heb ik geen idee waar de vragen naartoe leiden. Maar dan blijkt dat de getuige die bewuste dag gevlucht is. En opnieuw een spervuur van vragen. De getuige vertelt: ‘toen ik op de vlucht was, kwam ik bij een wegafzetting. Terwijl we werden gecontroleerd, kwam ook die andere auto aanrijden. Ik zag dat de twee volwassenen en twee kinderen, die ik allemaal kende, uit moesten stappen en langs de kant van de weg moesten gaan staan. Ik zag dat de twee volwassenen dood werden geschoten. Ik weet niet wat ze met de kinderen hebben gedaan, maar ik weet dat ze dood zijn, want ik heb ze daarna niet meer gezien.’ Alsof de verdachte net heeft vertelt dat hij een hond heeft, gaat het spervuur van vragen gewoon door. Het lijkt de normaalste zaak van de wereld dat iemand getuige is van moord. De rechters blijven met hetzelfde ongeïnteresseerde en uitdrukkingsloze gezicht voor zich uit staren en de advocate wil natuurlijk weten wie dit verder hebben gezien, wie er eerst vermoord werd, hoever de getuige van de moorden verwijderd was en nog wat van die, naar mijn mening, niet ter zake doende vragen, die niets aan het feit, dat er twee moorden zijn begaan op die bewuste dag op die bewuste plaats, veranderen. Maar dat zal wel aan mijn naïviteit liggen. Ik erger me in ieder geval aan de zakelijke toon waarop over het gebeurde gesproken wordt, terwijl ik de pijn in mijn hart voel wanneer ik denk waarvan deze man, en velen met hem, gezien moeten hebben. Daarna verschuift het onderwerp van de vragen naar de afgelopen week. Wat blijkt? In afwachting van de rechtszaak heeft de getuige heeft de afgelopen week een kamer gedeeld met een andere getuige in dezelfde zaak. Dat had natuurlijk niet mogen gebeuren. Het logo van de VN en het beeld van vrouwe justitia mogen er dan indrukwekkend uitzien, maar dat is geen garantie dat er geen fouten worden gemaakt. Maar nu ligt die arme man onder vuur en moet hij zich verantwoorden voor hoe vaak hij de afgelopen week contact heeft gehad met de andere getuige en waarover ze met elkaar hebben gesproken. Een stapel informatie over de strategie, rechtszaken en krijg ik mee. Het meest veelzeggend vind ik het feit dat, in oktober 2009, in totaal 92 personen berecht zijn. In het licht van de omvang van de gruweldaden die in 1994 plaatsvonden, vind ik dit onvoorstelbaar. Natuurlijk moet het tribunaal roeien met de riemen die ze hebben. Misschien zijn de rechtszaken eerder een signaal naar de rest van de wereld dat zulke gruweldaden niet worden getolereerd, dan dat het de bedoeling is om alle schuldigen te berechten. Dit is toch wel het minste dat de internationale gemeenschap kan doen, nadat ze gruweldaden zelf niet hebben voorkomen. De lijst met verdenkingen tegen de verdachte die ik onder ogen krijg, lijkt geen einde te komen en worden samengevat in de veelzeggende, maar tevens lege, begrippen: ‘genocide’, ‘complicity in genocide’, ‘conspiracy to commit genocide’ en misdaden tegen de menselijkheid. Het zal vast nog even duren voor alle getuigen gehoord zijn en het tot een uitspraak komt, ook al lijken te afschuwelijke feiten voor zich te spreken. De procedures moeten in acht worden genomen en iedereen heeft recht op een eerlijk proces. Zo werkt het systeem nou eenmaal.

Ps. Op basis van het voorgaande, vraag je je vast af of ik ook nog aan het werk ben. En ja, ik ben elke dag minstens van acht tot vier aan het werk. Maar omdat ik (te)veel schrijf, laat ik jullie slechts een selectie lezen. Volgende keer, hoop ik, een samenvatting van mijn werkzaamheden tot nu toe (die nu pas interessant beginnen te worden, want het veldwerk is, met de nodige tegenslagen, afgelopen vrijdag begonnen).

  • 22 Maart 2010 - 08:42

    Maa*ke:

    Hoi Teun!

    Wat in moai ferhaal. It klinkt sufer wol as sitst der wol op dyn plak :)

    Hast ek hiele moaie foto's makke, ek leuk de foto fan it lânskip der (bin ik altiid wol benijd nei :p)

    Protte sukses mei alle bezigheden!

    Groetnis, Maaike

  • 22 Maart 2010 - 09:25

    Jorieke:

    Hey meis,

    Wat een verhalen! Je hebt al heel wat meegemaakt daar. Lijkt me wel indrukwekkend om bij zo'n gehoor in de rechtbank te zitten. Maaruhm...volgende keer ook echt wat over je werk vertellen hoor, ben ik ook heel benieuwd naar!

    Liefs, Jorieke

  • 22 Maart 2010 - 11:08

    Sjouke:

    Hey Teuntje!

    Wederom een indrukwekkend verhaal. Je maakt weer heel wat mee.
    En lees ik het goed? Aan de koffie en de bananenbier? Je stelt je ook werkelijk voor alles open daar.. ;-)
    Succes met de werkzaamheden daar!
    We skypen snel!

    Leafs,
    Sjouke

  • 22 Maart 2010 - 12:34

    Marieke:

    Hoi Teuntje,

    Echt leuk wat je allemaal mee maakt. Het is echt anders om Tanzania zo te leren kennen dan als je er op vakantie zou gaan. Heel speciaal! En je foto's zijn ook super. Ik mis alleen die van het bananenbier ;-)

    Groetjes,
    Marieke

  • 22 Maart 2010 - 12:46

    Geartsje:

    Hey Teuntje!

    Poe, je hebt maar weer veel dingen meegemaakt zeg! Vooral indrukwekkend dat getuigenverhoor. Zal wel een wereld van verschil zijn met hier in Nederland, qua rechten liggen ze natuurlijk jaren achter... Raar om dat dan zo te zien (en denk ik al bijna de neiging te hebben om naar de rechter te lopen en te vragen waarom allemaal irrelevante vragen worden gesteld;))

    Haha, en aant bananenbier :) klinkt goed! Ik heb de (halve) foto niet kunnen vinden, die moet er nog maar even op!

    Liefs Geartsje

  • 24 Maart 2010 - 14:44

    Daan:

    wist je dat als je googled
    "volgens mij heb ik tomaat in mn haar",
    dat jij dan de eerste hit bent.
    nu maar hopen dat je humor hebt.
    groeten uit zoetermeer

  • 31 Maart 2010 - 09:19

    Marieke B:

    Ha Teuntje,

    Wat een heerlijke verhalen weer. Kan ik uit je laatste zinnen opmaken dat je nog meer schrijft voor jezelf? Zeker blijven doen als je er zelf plezier in hebt, want het is heerlijk om te lezen.
    Mooie plaatjes geschoten ook trouwens.
    Ik ben afgelopen weekend lekker op Texel wezen uitwaaien met JW, maar dat valt nu een beetje in het niet bij al jouw mooie en bizarre verhalen ;) Maar gelukkig heb ik er ook van genoten en ben ik weer lekker uitgerust.

    Lieve groetjes,
    Marieke

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Teuntje

Voor de master international development studies aan Wageningen Universiteit zal ik ongeveer vier maanden stage lopen bij Dorcas. Het grootste deel van de tijd zal ik doorbrengen bij de projecten die zij doen in Zuid Afrika. Ik zal me bezighouden met projecten over HIV/AIDS en het communicatiemateriaal dat daarbij gebruikt wordt.

Actief sinds 30 Maart 2008
Verslag gelezen: 2310
Totaal aantal bezoekers 36053

Voorgaande reizen:

24 Februari 2014 - 24 Februari 2014

Werken in Zuid Soedan

16 Februari 2010 - 23 Juli 2010

Weer naar Afrika

23 Augustus 2008 - 14 December 2008

Mijn eerste reis

Landen bezocht: